Leren jongleren
Iedereen kan binnen een uur leren jongleren, mits dit op de juiste manier wordt aangeleerd. Jongleren leer je in drie eenvoudige stappen.
Leren jongleren: begin met loslaten!
Het belangrijkste bij het jongleren is het leren loslaten. Loslaten van het idee dat het moeilijk is en… loslaten van de bal! Veelal zijn mensen die net beginnen met jongleren bezig met het ervoor zorgen dat ze de bal vangen. Het grappige is, dat als je bezig bent met vangen het veel moeilijker wordt om te leren jongleren. Als je de bal namelijk op de juiste manier los laat gaat het vangen vanzelf. Leren loslaten dus.
Stap 1: leren jongleren met 1 bal
Houd je handen voor je op buikhoogte, met je ellebogen naast je lichaam. Je handen zitten nu even ver uit elkaar als je schouders. Gooi nu die ene bal van je ene hand naar je andere hand, zodat de vangende hand zo min mogelijk hoeft te bewegen om ‘m te vangen. De bal moet ongeveer tot ooghoogte gegooid worden (als je hoger gooit heb je straks meer tijd tussen de worpen, maar het is moeilijker om precies in je andere hand te gooien). Oefen dit met links én rechts. Hoewel een balletje naar je andere hand gooien makkelijk lijkt, is het met de zwakke hand (meestal links) niet zo eenvoudig om netjes in de andere hand te gooien. Straks moet je dit met beide handen snel én zonder na te denken kunnen, dus sla deze eerste stap niet zomaar over. Voor sommige mensen is deze eerste stap een fluitje van een cent, anderen moeten hier (vooral met de zwakke hand) wat langer mee oefenen. Nu je de basis-worp met rechts én links beheerst, is het tijd om twee ballen te gaan gebruiken.
Stap 2: leren jongleren met 2 ballen
Neem in iedere hand één bal. Als je nu dezelfde worp maakt als in stap 1, stuit je vanzelf op een probleem: Je vangende hand is al vol! Dit gaan we als volgt oplossen: als de eerste bal in de lucht alweer naar beneden komt, gooi je de tweede bal terug naar de eerste hand. Dit doe je met dezelfde worp op dezelfde hoogte (alleen de andere kant op). Je moet de tweede bal dus met een zelfde boogbaan op ooghoogte teruggooien, en niet snel onderdoor naar je andere hand doorgeven. Deze techniek, waarbij je vlak voordat je een bal vangt ook een bal weggooit, noemen wij de gooi-en-vang. In de Engelse jongleerterminologie wordt wel gesproken van de ‘exchange’. Als je dit goed kunt, kun je al bijna jongleren; het leren beheersen van de gooi-en-vang-techniek is de moeilijkste stap om te leren jongleren. Dus; veel oefenen!
Stap 3: leren jongleren met 3 ballen
In de vorige stap heb je de vang-en-gooi beweging met allebei je handen geoefend. Nu is het tijd om twee zo’n bewegingen achter elkaar te doen. Neem twee ballen in je ene hand, en een in de andere. Pak de twee ballen zo vast dat je een bal weg kunt gooien terwijl je de andere vast houdt. Dit kun je bijvoorbeeld doen door de ene bal op je handpalm vast te klemmen met je pink en ringvinger, terwijl je de andere vastpakt met je duim, wijsvinger en middelvinger. Gooi één van de twee ballen uit je volle hand naar je andere hand. Daar doe je een gooi-en-vang, en met de bal die je daarmee teruggooit doe je met je eerste hand wéér een gooi-en-vang (hierbij gooi je de tweede bal uit die hand weg).
Nu heb je alle ballen één keer gegooid. Nu merk je hoe belangrijk het is om netjes hoog te blijven gooien! Zodra je laag begint te gooien heb je geen tijd meer om de volgende bal te gooien. Als je dit een beetje kunt, kun je natuurlijk gaan proberen vier worpen achter elkaar te doen (dat is dus drie keer gooi-en-vang), of nog vaker! Je hebt de basis van het jongleren nu onder de knie, het is nu een kwestie van zolang mogelijk doorgaan. Doe je best het werpen zolang mogelijk vol te houden, het maakt niet uit als er ballen vallen. Probeer maar eens vijf worpen te halen, en daarna tien, dan twintig, zoveel je kunt! Workshop Jongleren biedt verschillende jongleerballen aan om mee te oefenen.